‘De zoo heeft een wombat nodig!’, zo bepleit de aanvoerder van een initiatief in het Oostenrijkse Wenen. Deze journalist heeft een Facebook-groep opgericht, een demonstratie gehouden en een flashmob-georganiseerd, met als doel dat de lokale dierentuin het in zijn ogen schattige buideldier aan het publiek gaat tentoonstellen. Waarom? Nou, de initiatiefnemer vindt de Australische dieren aandoenlijk; hij is er fan van. Ook heeft hij zijn vriendin leren kennen op 22 oktober, de internationale ‘dag van de wombat’. En omdat andere diersoorten tijdens Australische bosbranden een veilig heenkomen in de ondergrondse holen van de wombat hebben gevonden, zouden de buideldieren een mooi voorbeeld van altruïstisch gedrag tonen en daarmee een lichtend voorbeeld voor de moderne mens zijn. Kunt u geloven dat de beste man het bloedserieus meent? En dat het Oostenrijkse dierenpark al maanden bezig is de gemoederen tot bedaren te brengen en uit te leggen dat bij de soortenkeuze niet zomaar naar de fans van de meest uiteenlopende dieren geluisterd wordt? Het is écht waar! Graag doen we daarom in deze ZieZoo uit de doeken, waarop een dierentuin zijn collectieplanning baseert.
De grotere dierentuinen van Europa zijn aangesloten bij de EAZA, de Europese vereniging van dierentuinen en aquaria, die de lat hoger leggen dan de nationale wet- en regelgeving in de landen van de meer dan 300 leden. Eén van de activiteiten van EAZA is het coördineren van de gezamenlijke populatiebeheerprogramma’s (EEPs). Wie hierover meer wil weten, kan een kijkje nemen in de net vernieuwde tentoonstellingshut bij de leeuwen. Om een populatie van vaak bedreigde soorten met succes te kunnen managen en daadwerkelijk een effectieve en duurzame reservepopulatie in dierentuinen te kunnen opbouwen, heb je een kritieke minimale populatiegrootte nodig. En daarmee ook een minimaal aantal dierentuinen dat de betreffende soort op geschikte wijze kan en wil huisvesten. Dit lukt niet met álle bedreigde diersoorten; er moeten keuzes worden gemaakt. De expertteams voor diverse diergroepen (‘TAGS’, zoals bijvoorbeeld de katachtigen-TAG, de pelikanen-TAG, etc.) hebben de afgelopen jaren een gigantische klus geklaard. Samen met natuurbeschermers en experts van IUCN hebben ze grondig uitgezocht voor welke bedreigde soorten in het globale managementplan op de lange termijn in de komende jaren een rol is weggelegd voor een gezamenlijk populatiebeheerprogramma in dierentuinen. En voor welke juist niet. Het resultaat is een regionaal collectieplan binnen EAZA. Een voorbeeld uit de apenwereld (meer dan 600 (onder)soorten!), uit de groep van makaken: wél een gecoördineerde populatie instellen voor Berberapen en Sulawesi makaken. Beide zijn met uitsterven bedreigd, zijn nu met werkbare populaties in dierentuinen vertegenwoordigd en zijn qua sociaal systeem goed in groepen in dierentuinen te houden. Géén gezamenlijk beheerd programma voor bijvoorbeeld resusapen of Java apen die niet bedreigd zijn en bovendien nu nauwelijks in EAZA-dierentuinen voorkomen.
De EAZA stelt als eis dat elke aangesloten dierentuin zijn eigen collectieplan maakt, waarbij ook rekening wordt gehouden met hun overkoepelend regionaal collectieplan. Het mes snijdt aan twee kanten: enerzijds wordt plaats gecreëerd voor soorten die in een gezamenlijk beheerprogramma zijn opgenomen en worden de plannen van de fokprogramma-coördinatoren beter afgestemd met de individuele dierentuinen. Waar de coördinatoren namelijk grijze haren van krijgen, zijn dierentuinen met vaak wisselende collecties van ‘mode’-dieren, waardoor opeens veel dieren van een soort gewenst zijn en deze enkele jaren later weer uit de collectie gaan. Als coördinator wil je zoveel mogelijk planbaarheid, stabiliteit en voorspelbaarheid. Anderzijds dwingt de eis voor een individueel collectieplan de dierentuinbiologen om echt kritisch naar hun eigen collectie te kijken: met welk doel hebben we welke soort, wat willen we daarmee in de toekomst, vinden we dat we deze soort een passend onderkomen en adequate veterinaire zorg kunnen bieden, ook op de lange termijn? EAZA laat dierentuinen de vrijheid om zelf over vorm en formaat van zo’n collectieplan te beslissen. Maar het moet wel op soortniveau gebeuren. Dus met een stelling als ‘In Burgers’ Bush houden we tropische zangvogels die het ecosysteem regenwoud representeren, die in een dergelijk doorloopverblijf te houden zijn die een aantrekkelijk uiterlijk en een interessant verhaal hebben en elkaar niet naar het leven staan’ kom je er niet. Het moet wel een heel stuk concreter! Anderhalf jaar geleden is Burgers’ Zoo begonnen zijn collectieplan te herzien. Ocean-curator Max Janse, zelf voortrekker van het opstellen van het regionaal collectieplan voor kraakbeenvissen, heeft daarbij veel voorbereidend werk gedaan. Het is een mooie matrix geworden, waarbij we eerst kijken naar de rollen die het dier vervult. Zijn de rollen duidelijk en houden we dit dier met goede redenen, dan wordt in een puntensysteem bekeken welke implicaties het houden van de soort heeft. Aspecten als correcte voeding, vereiste vaardigheidsgraad van dierverzorgers, veterinaire aspecten, verblijfseisen et cetera worden in de berekening meegenomen; de beoordeling hiervan is taak van de curatoren van de zoo.
Bij de toekenning van rollen wordt wat meer interdisciplinair gewerkt; ook de educatieafdeling heeft inbreng. Zelfs resultaten uit bezoekersonderzoeken, de ervaring van ons hoofd merchandise en de marketing manager hebben een invloed op de scores, want het gaat hier over wat een soort voor de dierentuin betekent. Max heeft, voortbordurend op de rollen die EAZA voorstelde, een onderverdeling in twee categorieën bedacht: ‘soort/natuurbescherming’ en ‘overig’. De rollen van soort/natuurbescherming zijn vrij makkelijk objectief te beoordelen. Een paar voorbeelden: is er voor de soort een EEP en staat de soort als aanbevolen op het regionaal collectieplan? Gaat het om een bedreigde diersoort? Is er voor de diersoort een herintroductieprogramma in welke vorm dan ook (gepland)? Is de soort nu gebruikt bij educatieprogramma’s over soort- en natuurbehoud? Wordt aan de soort op natuurbehoud gericht onderzoek uitgevoerd in de zoo? Is de soort weliswaar zelf niet bedreigd, maar kan ze als ‘soort om mee kennis op te bouwen ’ beschouwd worden voor nakweek en bijzondere verzorgingskneepjes voor gelijkende soorten die wél ernstig zijn bedreigd en wellicht binnenkort als laatste redmiddel in dierentuinpopulaties terecht zullen komen?
De rollen in de andere categorie waaieren uiteen van ‘historisch belangrijk’, ‘bijzonder aantrekkelijk voor publiek’, ‘opvangdier uit inbeslagname’ ‘vervult een biologische rol in het ecodisplay, zoals ecologische plaagdierbestrijder’ of bijvoorbeeld ‘verduidelijkt het ecodisplay’. Bij dat laatste kun je exemplarisch aan de schreeuwpiha in de Bush denken: dat vogeltje produceert een enorm herkenbaar geluid, maar is als soort niet bedreigd en hoewel in onze ogen een grote toevoeging, voor EAZA geen prioriteit.
Uiteindelijk vindt elke soort een plekje in één van vier kwadranten. Wie veel rollen vervult én goed te houden en verzorgen is, maakt goede kans om te blijven. Wie geen rol vervult, zal op middellange termijn vervangen gaan worden door een soort waarvan we wel duidelijk kunnen zeggen waarom we deze dieren in onze collectie willen hebben. Is een soort qua rollen belangrijk, maar vinden we dat de huisvestings- of verzorgingsscore lager is dan wenselijk? Dan is het aan de curator en zijn afdeling om in actie te komen om deze score omhoog te krijgen, óf dat er gekeken moet worden of dezelfde rollen door een andere soort zouden kunnen worden vervuld, voor wie de huisvesting en verzorging wel goed zijn.
Het is een heel mooie exercitie met veel interessante discussies om als team door de hele collectie heen te gaan! Momenteel zijn we nog aan het overleggen of we tenminste de rollen bij de beenvissen in de Ocean en de koralen niet per soort, maar per (onder)familie of soortgroep moeten aanpakken. Want soortenrijke groepen zijn echt een enorme klus! Vooralsnog heeft het biologenteam nog genoeg te bespreken. En nadat de huidige collectie helemaal is gedaan, willen we ook nog de soorten doornemen die we pakweg de afgelopen 20, 30 jaren in ons park hadden, maar op dit moment niet meer. Daarmee kunnen we duidelijk maken waarom we momenteel geen blauwkroontjes, tweeteenluiaards, mantelbavianen of reuzengalago’s in de collectie hebben. En als we daarmee klaar zijn, kunnen we ook nog door potentiële toekomstige diersoorten in onze ecodisplays heen gaan: wat vinden we van kolibries in de Desert, pygmee oeistities in de Bush, amazonepapegaaien of toekans in de Mangrove? Wenselijk uit soort- en natuurbehoudsoogpunt; en haalbaar? Of toch niet? En feitelijk is een collectieplan ook een levend document, dat de langetermijnplanning richting geeft, maar waarbij toch telkens weer volgens nieuwe inzichten afwegingen gemaakt worden. U ziet, er zit bij collectieplanning toch meer achter dan de ingeving van een fan van een bepaalde diersoort!
De draak is een fabelwezen dat vaak als een groot reptielachtig dier wordt afgebeeld. De draak speel…
Enkele seconde geleden
De basilisk (ook wel ‘koning der serpenten’ genoemd) is een mythisch fabelwezen dat verwant zou zijn…
Enkele seconde geleden
De sfinx is een mythologisch wezen dat voorkomt in diverse culturen, zoals de Egyptische, Griekse, A…
Enkele seconde geleden