De kaneelboom is een boompje met langwerpige bladeren. Elk blad heeft drie opvallende van steel tot tip lopende bladnerven.
Het jonge blad is eerst slap en rossig van kleur, pas later wordt het donkergroen. Dit fenomeen zien we bij meerdere boomsoorten in tropische regenwouden. Wellicht is dit een resultaat van chronisch magnesiumtekort van de arme tropische grond. Of het is een strategie om het malse jonge blad er juist onaantrekkelijker te laten uitzien, in plaats van stralend lichtgroen. Dat zou bladeters weg kunnen houden. Misschien schuilt de waarheid ook in een combinatie van beide verklaringen?
De paarse, 1 cm grote vruchten van deze boom, met telkens één grote zaad erin, worden door vogels gegeten. Zij verspreiden dan ook de zaden van de kaneelboom.
Kaneel zoals wij dat kennen, is de gedroogde binnenbast van de kaneelboom. Kaneel is een specerij die al duizenden jaren gebruikt wordt; het wordt zelfs in de Bijbel al genoemd. In het Oude Egypte werd kaneel gebruikt in olie om lichamen te balsemen. Tegenwoordig wordt kaneel naast als specerij ook gebruikt voor parfums en medicijnen. De grootste producent is het land waar de soort haar oorsprong heeft: Sri Lanka. Echte kaneel wordt ingezet bij klachten zoals darmkrampen, een opgeblazen gevoel, eetlustverlies en diarree. In heel grote hoeveelheden gegeten schijnt het negatieve gezondheidseffecten te hebben; dit effect van ‘medicijn en gif’ zien we bij veel meer plantensoorten.
Tegenwoordig is alle commercieel verhandelde kaneel afkomstig van plantages, zodat er geen druk meer is op de wilde populatie.
Als u bij binnenkomst via de hoofdingang van de Bush meteen het trapje omhoog loopt en dan rechts afslaat richting avonturenpad… gebruik dan eens uw neus! Hier staan namelijk meerdere boomsoorten uit de kaneel-verwantschap. Vooral als het plantenteam de boompjes recent heeft gesnoeid, ruikt het daar behoorlijk ‘naar Kerst’!