Wie een jaar na oprichting in de zomer van 1925 het dierenpark bezoekt, ziet allereerst de ingangspartij met het woonhuis en ‘de entrée’. In de kleine voortuin liggen de stenen leeuwen afkomstig uit ’s-Heerenberg. Rechts in de eerste laan kunnen bezoekers de papegaaien op beugels ‘koppie krauwen’. Links ligt een grote vijver met inlandse watervogels. Een tweede vijver met exotische vogels komt later. Aan de eerste en tweede laan liggen vogelvolières met de trots van de familie: de grootste collectie fazanten. De nachthokken zijn onder architectuur gebouwde bakstenen huisjes. Rondlopend zien we kleine roofdieren als marters, vossen en jakhalzen. Gieren en adelaars hebben ruime kooien waarin zij hun vleugels kunnen uitslaan. In de derde laan ligt het wolvenverblijf met grootmoeders huisje en Roodkapje, ernaast wilde zwijnen geschonken door de Hoge Veluwe.
Aan het eerste tralievrije verblijf van Nederland wordt nog gewerkt; een diepe gracht wordt ervoor gegraven. Daar zullen de zwarte en bruine beren de bezoekers een welkom toezwaaien. Op ‘de bult’ – zo schrijven Het Centrum en Nieuwe Arnhemsche Courant - springen moeflons op de rotsen, lopen bizons, zeboes, yaks, wisenten, edelherten en zebra’s. De kamelen zitten nog provisorisch, evenals de panters en de leeuwen. Midden op het terrein ligt een voorraadschuur voor de opslag van graan en voederbieten, met vleeskelders, een keuken, een paardenstal en een hooizolder. Als Carl Hagenbeck enige tijd na de opening een bezoek brengt, schrijft hij Johan respectvol. ‘Ich habe mich sehr interessiert und ich kann nur sagen, dass sie für die kürze Zeit wo sie in Arnhem sind, bereits sehr viel geschaffen haben’.
Alle begin is echter moeilijk. In januari 1925 heeft Johan Burgers ernstige geldzorgen. Hij kan ternauwernood het vijf man sterke personeel het wekelijkse loon betalen. Omdat de tram niet meer loopt, komen er nauwelijks bezoekers in het park, dus geen doordeweekse inkomsten. Op de zondagen bedragen de entreegelden gemiddeld f. 50,-. Burgers rekent op spoedige uitkering van het bouwkrediet door de hypotheekbank, maar de gemeentelijke verificateur beperkt het bedrag tot f 2000,-. Het grootste deel hiervan vloeit als rente en aflossing terug naar de gemeentekas. De toezegging van een bierbrouwer om geld ter beschikking te stellen blijkt een loze belofte. Zelfs Hagenbeck kan het verzoek om een lening niet beantwoorden. Met een lege portemonnaie gaat Johan diervoeder en bouwmaterialen bestellen. Hij hoopt op termijn te mogen betalen. Gelukkig is er vraag vanuit Nederlandse en Duitse parken naar vogels. Artikelen in Avicultura bezorgen hem een goede naam bij vogelliefhebbers. Wanneer het woonhuis in maart wordt opgeleverd, moeten aannemer Bakels en architect De Jong worden betaald. Gemeentesecretaris dr. J. Kipp redt Johan uit zijn penibele situatie door uitkering van de resterende lening te bepleiten.
Over de uitbreidingen eind twintiger jaren met een roofdierenhuis, kamelen- en lamaweides zijn weinig krantenartikelen bewaard gebleven. In juni 1927 haalt de komst van een paartje rechtstreeks uit het wild gevangen Sumatraanse tijgers, Asta en Roland, de landelijke pers. In de strenge winter van 1927/28 zijn er struisvogels, zeboes, Indische antilopen en een groot aantal watervogels bezweken door de kou. De roofdieren en apen doorstaan het barre weer dankzij de ‘weldadige warmte der stookplaatsen’. Anno 1928 is de rots met rhesusapen bij bezoekers zeer in trek. Bijzonder is ‘het hooge rotspark van de tharen‘, de laatste exemplaren zeldzame Himalaya-bergschapen in een Europese dierentuin. Aangrenzend lopen zebra’s, kangoeroes en Russische kamelen met jong. De dierenverzameling is uitgebreid met zwarte panters, waterbuffels, zeearenden, witkopgieren, kraanvogels en argusfazanten. Daar waar je een prachtig panorama hebt, ver de Veluwe kunt overzien, wordt hard gewerkt. Burgers vertelt: ‘We maken ’n uitloop voor leeuwen en tijgers van wel 1500 vierkante meter - er komen tien binnenhokken voor groote roofdieren achter. Een olifant komt deze maand nog; hij krijgt ook een grote uitloop. Het publiek zal de dieren dus als in de natuur zien, zonder tralies.’ In juli 1930 zijn de kunstmatige rotsen van deze galerij klaar: zeven meter brede en zes meter diepe grachten scheiden de roofdieren van het publiek. Aldus schrijven De Gelderlander en het Algemeen Handelsblad in juni 1928 en ‘29.
De Indische olifant Willy, tezamen met de oppasser overgenomen van de Rotterdamsche Diergaarde, heeft vanaf augustus 1929 een ruim verblijf en een ‘eigen weg’. Het Nederlands Indisch Gouvernement schenkt bij het 20-jarig bestaan van Burgers’ Dierenpark in 1933 olifant Isah. Zij heeft met haar militaire begeleider 500 km door het oerwoud van Atjeh afgelegd alvorens zij wordt ingescheept. De transportkosten over zee van f. 600,- vallen Johan reuze tegen. Een feestelijk welkom van maatje Willy is er niet bij: de dieren verdragen elkaar niet. Diezelfde maand gaat Isah nogmaals op transport, nu naar ... Tilburg.
De dertiger jaren vormen het hoogtepunt in Johan Burgers’ leven. Hoewel het crisistijd is en Ouwehand hem geduchte concurrentie biedt, bouwt hij in zijn parken gestaag door. In mei 1933 komt in Arnhem een grote ijsberenvallei gereed. Voor een overdekt bassin wordt een bron geslagen die van 62 meter diep het water ophaalt. Acht jonge ijsberen tussen 11 en 13 maanden oud worden hier ondergebracht. De opening van de tijgervallei in juni 1935 is een sensatie; niet in het minst door een spectaculaire ontsnapping van één van de vier nieuwe Bengaalse koningstijgers. Kersverse schoonzoon Reinier van Hooff treedt koelbloedig op en legt de prachttijger neer om ongelukken te voorkomen. Op Pasen 1936 zijn de rotsverblijven van hyena’s, zeeleeuwen, pinguïns en Maleise beren gereed, met daarnaast pekari’s en mara’s.
Jaarlijks onderhoudt Johan zijn handelscontacten met Europese dierentuinen door hen meerdere malen te bezoeken; steevast komen hieruit ruilen en kooporders voort. Grote erkenning ondervinden hij en zijn vrouw Marie wanneer zij in 1934 voor de opening van het dierenpark te Vincennes bij Parijs worden uitgenodigd. In 1935 behoren zij tot het selecte gezelschap van 15 Zoo-directeuren dat een week lang in Rome wordt gefêteerd bij de heropening van de 25-jarige Romeinse dierentuin. Hij ontvangt uit handen van de Italiaanse koning een ‘diplôme d’honneur’.
Burgers is bij de viering van het 25-jarig bestaan in 1938 de trotse bezitter van twee dierenparken, hetgeen oorspronkelijk niet in de bedoeling lag. Op 27 mei is een receptie waarop directeuren van Europese tuinen en het gemeentebestuur de familie complimenteren. Graaf Crudi uit Rome schenkt zelfs een Nijlgau-antiloop. Tijdens het diner in Royal huldigt burgemeester Bloemen Johan door de toekenning van de zilveren medaille van verdienste van de stad Arnhem. In ‘Der Zoologische Garten’ wordt hij geprezen als zelfstandig ondernemer, die zonder bouwtechnische en landschappelijke adviseurs zijn parken heeft opgezet. De fokresultaten met tientallen fazanten- en hoendersoorten en katachtigen zijn bekend. In 1938 bezit het Arnhemse park ca 40 leeuwen, 14 tijgers, 6 gevlekte en zwarte panters en enkele luipaarden en poema’s.
Halloween en pompoenen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Met een knipoog naar donderdag – 31…
30 oktober 2024
Woensdag 23 oktober 2024 om 13.30 uur presenteert kinderboekenschrijver Paul van Loon samen met Dolf…
23 oktober 2024
Donderdag 17 oktober is een 32-jarige breedlipneushoorn van Burgers’ Zoo naar dierenpark Le Monde Sa…
17 oktober 2024